In gesprek met Erik Perdijk

Heb je het gelezen in het GB van 19 februari?

Wat dan?

Nou, dat Riel in de steentijd zo’n beetje aan het einde van de bewoonde wereld lag. Achter Riel lag een moeras en pal daarachter de zee.

Dat zeg je toch hopelijk niet om die arme Rielenaren te jennen, hoop ik?

Nee, geenszins, het zijn de prehistorische feiten. Riel als ‘finis terrae’, het einde van de wereld, mooi toch?

Vertel, vertel.

door: Norbert de Vries

Cultuurtechniek

Erik Perdijk (1947) werd geboren in Eindhoven en zijn vader werkt dan bij -drie keer raden – Philips. ‘Ik koos een andere weg. Ik ging naar Wageningen om cultuurtechniek te studeren. Ook techniek dus, maar dan anders. Dat woord ‘cultuurtechniek’ hebben we overigens geleend van de Duitsers. Die bedachten het woord ‘Kulturtechnik’. Cultuurtechniek is een verzamelnaam voor verschillende technieken die worden gebruikt voor het in cultuur brengen van landoppervlakken en het in cultuur houden daarvan. Dit vakgebied is er op gericht om de grond of bodem blijvend te verbeteren en de gebruikswaarde daarvan te vergroten. Denk bijvoorbeeld aan waterbeheersing, grondverbetering, landaanwinning en verbetering van de verkaveling. Gaandeweg is de cultuurtechniek telkens verbreed. Tegenwoordig speelt het ecologisch aspect een steeds grotere rol; duurzaamheid en de natuurwaarden krijgen nu veel aandacht. Cultuurtechniek vergt nu een afstemming van verschillende belangen en factoren tussen overheden, natuurorganisaties en andere betrokkenen over hoe het landschap vormgegeven moet worden.’

Erik ging in de regio-zuid (Brabant, Limburg) werken als beleidsmedewerker omgevingsbeleid voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Sinds 1977 woont hij in Goirle. Na zijn pensionering is hij zeven jaar lid geweest van het Algemeen Bestuur van Waterschap De Dommel.

Concluderend: Erik Perdijk heeft dankzij zijn studie en rijke ervaring een goed beeld van en diep inzicht in natuur, landschap en water. Een deskundige dus; iemand die met gezag kan spreken over voornoemde onderwerpen.

Vuursteen

In 2021 worden bij Riel gronden afgegraven voor de aanleg van enkele landgoederen. Erik gaat er eens kijken en vindt er grote brokken met kalksteen omhulde vuursteen. ‘Interessant’, denkt hij, en hij verdiept zich in de materie. Vuursteen is een heel bijzondere steensoort. Het is het hardste steentype dat in ons land te vinden is. Vuursteen is harder dan staal. Je kunt met vuursteen in staal krassen maar met staal een kras maken in vuursteen lukt niet. Het is hard en tegelijk goed splijtbaar! Vuursteen is door goed gemikte afslagen zeer nauwkeurig te bewerken. Vuursteen breekt schelpvormig breekt af als er met een hard voorwerp op wordt geslagen. Een afgebroken schilfer eindigt in randen die zo dun en scherp zijn als een operatiemes. Dankzij die goede splijtbaarheid is vuursteen ideaal voor het vervaardigen van werktuigen en gereedschappen zoals bijlen, pijlpunten, messen, schrabbers en klingen.

Feldbiss en Dongenbreuk

Erik ‘leest’ het landschap en wijst op de breuken in de aardkorst. De Feldbiss (een breuk die nu en dan nog voor lichte, tektonische aardbevingen zorgt) is de belangrijkste in onze regio, en een zijtak daarvan is de Dongenbreuk die dwars over de Regte Heide naar Dongen loopt. ‘Ik heb al speurend over de paden op en rond de Regte Heide veel oppervlakte-vondsten gedaan. Allemaal bij deze Dongenbreuk die relatief hoogt ligt tussen de moerassen in het oosten en het beekdal van de Ley. Het is altijd al een droge, hoge rug geweest tussen twee lagere, natte gebieden, en de zeer vele stenen met kenmerken van menselijke bewerking leiden me tot de conclusie dat deze zone een vanouds bewoonbaar en ook inderdaad bewoond gebied is geweest.’ We kennen allemaal de grafheuvels op de Regte Heide. Ze stammen uit de Bronstijd (ongeveer 3000 tot 800 vóór Christus). Onze zeven grafheuvels worden door de wetenschappers gedateerd op 2000 tot 700 v. Chr.; in 1935 zijn hier opgravingen verricht, waarbij grafgiften werden gevonden zoals strijdbijlen, polsbeschermers, stenen dolken, knopen en kralen.

Oké, maar veel van die door mensenhand bewerkte vuurstenen die Erik vond, zijn nog véél ouder. Zijn opzienbarendste vondst? Een artefact van – houd u vast, meneer, mevrouw, gaat u even zitten – 300.000 jaar geleden! Ik citeer hier de deskundige van het Meldpunt Archeologische Bodemvondsten: ‘De oudste afslag – een driehoekige afslag van grofkorrelige Maasvuursteen – komt van de Regte Heide. Deze dateert uit het Oud-Paleolithicum en is vervaardigd door een voorloper van de moderne mens: de homo erectus (1.500.000 – 300.000 v. Chr.) Het oudste exemplaar is een bijzondere en zeer oude vondst. Deze is apart geregistreerd.’

(ineens schiet er een woord uit mijn geheugen naar boven: de pithecanthropus erectus; geen aandacht aan schenken a.u.b.)

Erik heeft op de hei ook pijlpunten gevonden van brons en belemniet (een fossiel) met een ijzeren coating. Die heeft hij gemeld bij het rijksmuseum van Oudheden.

Het museum bleek geïnteresseerd en medewerkers zijn gedetailleerde opnamen komen maken van de bronzen en vuurstenen pijlpunten en stenen werktuigen. Wie weet waar dat toe leidt. Wellicht zal er ter plekke een wetenschappelijk onderzoek worden gedaan. Daar is alle reden toe, want bewoning van zo lang geleden is wel bekend uit Noord-Frankrijk, maar is in Nederland tot dus ver onbekend.

Weten en zien

Erik vertelt over zijn vele zoektochten over de hei. Regelmatig wordt hij daarbij vergezeld door zijn kleinzonen Mink, Siem en Krijn, kleine geologen of archeologen in de dop! Ze komen bijna steeds weer thuis met handenvol stenen. Hij toont me een kleine collectie van die stenen van de Regte Heide. Als ik eerlijk moet zijn (en dat ben ik): ik zou er achteloos aan voorbijgelopen zijn. Niks bijzonders, zou ik denken. Erik: ‘Dat kan ik me indenken. Het is als met zo veel dingen: je ziet het pas als je het weet. Of zoals Johan Cruijff het formuleerde: je gaat het pas zien als je het door hebt. Ik heb duizenden stenen opgeraapt, bekeken en gevoeld, en dan ontwikkel je gaandeweg een bepaalde kennis: dát is een artefact, en dát niet.

Driehonderdduizend jaar, oude steentijd (vanaf 2,5 miljoen jaar geleden), de zee achter Riel… het duizelt me. Ik ben wat onvast ter been als ik huiswaarts keer.