door Norbert de Vries
Toen ik vanochtend opstond – opstaan doe ik meestal ’s ochtends – rolde er weer zo’n eenzaam woord door mijn hersenpan. Het is bijna dagelijkse routine: steeds is er wel een rollend, verweesd woord – soms is het zelfs een of andere regel – dat zich met niet aflatende kracht aan mijn ontwakend bewustzijn opdringt, en vandaag is het ‘patina’. Niet ‘pagina’ of ‘vagina’, maar ‘patina’. Geen idee waarom juist dát woord. Keine blasse Ahnung. En daar klinkt de stem van Mephistopheles (Faust, Goethe): ‘Gewöhnlich glaubt der Mensch, wenn er nur Worte hört, Es müsse sich dabei doch auch was denken lassen’. Oei, dat wordt weer een schuimbekkende ingezonden brief van iezegrimmige Harrie.
Enfin, het woord is ‘patina’ en daarmee ga ik aan de slag. Patina is een door veroudering (lees: oxidatie) ontstane oppervlaktestructuur en kleur op enig voorwerp, bij voorkeur van metaal. Het is de glans van ouderdom. Een hoogst waardevolle glans! Die moet je nooit wegpoetsen. (zie voor u hoe een deskundige van Tussen Kunst en Kitsch zich van wanhoop en afgrijzen de grijze haren uit zijn kop trekt als een onwetende onbenul een eeuwenoude vijzel trots op tafel zet dewelke hij voor deze gelegenheid een dag lang met Brasso, een oude tandenborstel en enkele zachte doeken glimmend heeft opgepoetst; de deskundige schreeuwt het in ontzetting uit: ‘Nooit, nooit, nooit het patina wegpoetsen. De schoonheid is nu onherstelbaar beschadigd. De waarde is daarmee gedecimeerd.’)
Citaat (hoor hoe in de verte gramstorige Harrie een woedend gebrul aanheft): ‘De geschiedenis laat zijn sporen na op gebouwen, op voorwerpen, en op onszelf; een dunne laag van herinneringen die als een patina het verleden zichtbaar maakt.’ (W.G. Sebald, Austerlitz) Inderdaad, patina moet niet als verval worden gezien, maar als iets dat diepte en karakter toevoegt.
Een dunne laag die een milde bezonkenheid uitdrukt, voeg ik daaraan toe. Geen oogverblindend geschitter van hel blingbling, maar een dromerige, zalige gemoedsvrede. Het patina van de tijd kleurt onze herinneringen. Die goeie ouwe tijd nietwaar? Vroeger stonden we hele winter op het ijs, en ’s zomers scheen de zon altijd volop en gingen we naar het strand… door het warme zand het duin op in de bedwelmende , onvergetelijke geur van de bloeiende duinrozen. Those were the days. Onze jeugdjaren waren gelukkige jaren. Buiten huilt de wind om ’t huis, maar de kachel staat te snorren op vier. Toen was geluk heel gewoon. En had je een ongelukkige jeugd, dan kon je altijd nog een beruchte misdadiger worden, of een beroemde schrijver. Of je kon gewoon een treurig leven leiden, zoals de meesten van ons.
Vroeger was alles beter. Ja, omdat we vooral de positieve dingen onthouden. Neem, als voorbeeld, de Goirlese gemeenteraad. Ik zit me tijdens raadsvergaderingen vaak te ergeren en denk dan met weemoed terug aan de jaren van kopstukken als Jan Eijsermans, Els van Kemenade, Jo van Gestel, Cees Boon, Leo Joosten, Pierre van Hest en al die anderen. Het lijkt wel of er toen alleen maar top-politici in de raad zaten. En kijk nu eens naar het huidige garnituur... Maar diep in mijn hart weet ik natuurlijk dat het ook vroeger kommer en kwel, gestuntel en geploeter was. Maar dat vroeger heeft nu een warm patina. En over vijftig jaar wordt de lof gezongen van Joep van Iersel, en Arno de Laat, en Maggie de Jong, en Corné de Rooij en al die andere fantastische mannen en vrouwen uit de gemeenteraad van 2025.