Vol
De zware deur van de kerk draait piepend open. Mensen lopen in en uit. De uitgaanders doen de ogen toe om het felle zonlicht op te vangen. De aankomers kijken op tegen de toren en de gevel. Ze aarzelen wat ze met de bedelaar in het portaal aan moeten, vegen de voeten en lopen door. Licht geroezemoes vult de magistrale ruimte. Uit respect voor het overweldigende interieur dimmen de stemmen en wordt er stil gewezen op al het moois, de lichtinval, de kleuren, de schilderingen, de beelden, de rijk bewerkte biechtstoelen, de kansel, de vloeren enigszins oneffen door de vele graven van de stadse elite. Wat trekt al deze Fratelli? Met welke verwachting komt de mensheid naar binnen? Voor schoonheid of contemplatie? Gebed of overdenking? Kunst of inspiratie? Maakt mij eigenlijk niet uit. Ieder draagt de eigen gedachten rond en die verbinden zich met iets uit de volheid van de kerkelijke aankleding. Fratelli tutti, dat is het zeker. Mensen uit alle windstreken. Ze vullen zich met het voedsel van de symboliek der mooie ramen en beelden van zo ongeveer alle heiligen in de hemel. Er is een mis aan de gang. Oud en jong bezitten de banken, staan op en lopen door langs de ommegang. Het doet me denken aan de barokke kerk in het Ecuadoriaanse Banos. Een zaterdagmiddag. Alle kerkdeuren staan wagenwijd open. Er is een uitvaart. Het middenschip zit strak vol mensen. Langs zijbeuken schuifelen drommen, die een kruisje slaan, knielen bij een van zijaltaren, een kaars opsteken, doorlopen en in de massa verdwijnen. De priester gaat ongestoord door met zijn. Mis. Klagelijk gezang klinkt. Buiten komt een nieuwe rouwstoet aan. De familie draagt de kist en houdt halt. Wachtend op hun beurt.
Ik ben weer in het heden. Ik zie velen naar de kapel van Maria gaan. Daar brandt een zee van kaarsen, is de sfeer van persoonlijke intenties. Daar knielt de mens met een hart vol gedachten. Ik passeer de piepende deur wiens echo het kerkportaal vult. Ik knipper met mijn ogen. De kerk is van ons allemaal, zoveel is duidelijk. We dompelen ons graag onder in het mooie dat ons geboden wordt.
Kees van Bohemen