Het geloof in Allah, in God, de verborgen kunst in jezelf

Dankzij de īmān, het geloof, stijgt de mens naar alā-yı illiyyīn, het hoogste van het hoogste, en bereikt hij een waarde die maakt dat hij het paradijs kan binnentreden. Door de duisternis van het ongeloof daarentegen vervalt hij tot esfel-i sāfilīn, het laagste van het laagste, en krijgt hij een hoedanigheid die hem geschikt maakt voor de hel. Het geloof verbindt de mens met zijn Schepper. Op die manier krijgt de mens een waarde overeenkomstig het goede voorbeeld dat de Heer (Allah) geeft. De waarde van de mens is meer dan het materiele. Het stoffelijk aspect van de mens is vergankelijk en voorbijgaand is, heeft nauwelijks waarde.

Deze waarheid zullen wij met een voorbeeld toelichten. De stoffelijke waarde en de waarde van menselijke kunstwerken, de niet-stoffelijke unieke innerlijke waarde, zijn verschillend van elkaar. Wat betreft materie van bijvoorbeeld een beeldhouwwerk of schilderij kunnen beide gelijkwaardig lijken. Dan zegt het kunstwerk je niets. In dat geval kan de waarde van het materiaal hoger zijn dan dat van het kunstwerk. De materiaalwaarde van een kunstwerk kan van enkele tientallen, mogelijk honderden euro’s bereiken maar kan als ‘kunstwerk’ van onschatbare waarde zijn. Wanneer men antiek naar een veiling brengt en het als een werk van een buitengewoon bekwame en zeer bekende kunstenaar bekend staat, dan brengt het wellicht miljoenen euro’s op. Wanneer men daarentegen hetzelfde kunstwerk naar een schroothandelaar brengt, brengt het slechts een paar euro’s op.

Voorwaar, iedere mens is een dergelijk innerlijk en uniek ‘kunstwerk’ en het meest subtiele wonder van God, van Allah. Hij heeft de mens naar zijn beeld als een voorbeeld geschapen. Indien de Kunstenaar, God, Allah, wordt vergeten, kunnen de betekenisvolle aspecten van die kunsten die naar hun Kunstenaar verwijzen niet waargenomen worden. Het merendeel van die betekenisvolle ‘kunsten’ en unieke hoogverheven eigenschappen zal verborgen blijven. Het gedeelte dat niet verborgen raakt, het stoffelijke, de buitenkant, het menselijke vlees en bloed, zal niet aan God, Allah, maar aan simpele oorzaken, aan de natuur of aan toeval toegeschreven worden. Zonder een goed innerlijk heeft het geen waarde.

Kazim Erçoban