door: Norbert de Vries
Ik dacht tevoren dat het een korte vergadering zou worden. Immers, eerst wat kruimelwerk, dan drie hamerstukken en vervolgens de hoofdschotel: de Financiële verordening gemeente Goirle 2023. Een voorstel ‘dat a-politiek zou moeten zijn’, aldus Michael Meijers. Het college schreef: ‘Vanwege gewijzigde wetgeving is het college vanaf boekjaar 2023 verantwoordelijk voor de rechtmatigheidsverantwoording. (..) Naast specifieke aanpassing op de rechtmatigheidsverantwoording is de verordening ook regulier geactualiseerd. De (oude) verordening dateerde van 2019.’ Geen ingewikkeld onderwerp zou je zeggen. Maar je kunt je vergissen.
Het knettert
D66, PAG en GV dienden een amendement in, en dat mocht Piet Verheijen voorlezen. Terwijl Piet helemaal niet kán voorlezen. (heel lange stilte) ‘Waar ben ik gebleven?’ Ik zakte weg in een lichte roes, en de kijkers/luisteraars thuis zullen ook wel ingedommeld zijn. En Piet sukkelde intussen onstuitbaar voort. Een stukje uit zijn ‘boeiende’ tekst, opdat u een idee krijgt: ‘Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doen burgemeester en wethouders indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.’ En zo ging hij nog een tijdje verder. Er leek geen einde aan te komen. Uitsluitend enkele doorgewinterde droogstoppels luisterden nog. De overige raadsleden keken wat glazig voor zich uit. Wellicht dachten ze aan vrolijker zaken, zoals de proclamatie van Prins Marc d’n Irste: ‘menne raod en ik gaon er un geweldig fist van maoke!’ Saome oew èège blèève. Zij konden niet bevroeden dat het spoedig zou knetteren in de raad. Helegaar niet feestelijk. Er stond ons een heus gevecht tussen oppositie en coalitie te wachten.
Niveau
Waar draaide het eigenlijk om? Om die rechtmatigheidsverantwoording. Moet die op programmaniveau of op themaniveau plaatsvinden? Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets (een kroeg, een juffrouw op de fiets), maar het gaat hierbij om de positie van de raad. Daarbij komen tal van termen langs zoals autorisatie, Planning en Control-cyclus, sturing op een lager abstractieniveau, bijstuurmomenten, bestuurlijke doorlooptijd, doorontwikkeltraject, en zo voort. Termen waar ik heftige jeuk van krijg. De kern van de zaak is, dat de raad meer zicht (en invloed) wil krijgen op de wijze waarop het college het door de raad vastgestelde beleid uitvoert. Dat is mijns inziens trouwens geen a-politieke kwestie. Dat raakt aan de bewegingsvrijheid van het college. Het amendement wilde ‘de raad beter in positie brengen’, zoals de heer Meijers het formuleerde. Lees: de raad wil meer sturing kunnen geven.
Dat is ook in lijn met de adviezen van de Rekenkamer en het auditcomité.
Enfin, hier botsten oppositie en coalitie op elkaar. Boem, pats. En het geschiedde niet zachtzinnig. Ik kan niet ontveinzen, dat de ruzieachtige, onaangename toon die in dat debat heerste, mij van den beginne af mishaagde. Corné de Rooij (GV) verweet de coalitiepartijen bestuurlijk ‘onbehoorlijk’ te opereren (‘onbehoorlijk bestuur’ is zo ongeveer het ernstigste verwijt dat je in de politiek kunt maken). En Bert van der Velden (PAG) meende dat het negeren van het advies van het auditcomité zo ongeveer was als ‘een klap in het gezicht’ van dat comité.
De tranen stonden me intussen in de ogen, maar gelukkig stak mijn buurman aan de perstafel me een Fisherman’s Friend toe (extra sterke keelpastilles). Sterk spul, hè?
Kort en goed: de stemming was 10 tegen en 8 voor, geheel volgens de krachtsverhouding tussen coalitie (tegen!) en oppositie (voor!). ‘Ouderwetse politiek’, meesmuilde Corné.
Even op de plaats rust.
Ik stel vast, dat de argumenten van het college (verwoord in het raadsvoorstel) zeker niet van redelijkheid waren ontbloot. Ten eerste: de diverse adviezen (Rekenkamer, auditcomité en de accountant) zijn deels overgenomen. Ten tweede: de keuze voor autorisatie op programmaniveau komt overeen met die van de andere GHO-gemeenten (nl Hilvarenbeek en Oisterwijk) en past in algemene zin bij een gemeente van de omvang van Goirle. Ten derde: de flexibiliteit in de timing van tussenrapportages geeft ruimte om aan te kunnen sluiten bij de sturingsbehoefte van de raad en de jaarlijks verschuivende raadskalender.
En dan nog: dit is niet het einde van de discussie! Reken er maar op, dat dit onderwerp in de zogeheten toekomstige doorontwikkelingstrajecten (krab, krab, krab) nog uitvoerig aan de orde zal komen.
Dienstbare gemeente
Joris Duijsters was er weer eens goed voor gaan zitten. Op zondag 4 februari had hij een uitvoerig exposé op papier gezet over een val in de Kerkstraat over een stoeptegel, en hoe treurig die zaak van de zijde van de gemeente was afgehandeld. Het werd een motie op poten, waarin het college werd opgedragen om:
1. ten aanzien van de behandeling van klachten, aanvragen en verzoeken, nieuwe procedures op te stellen die recht doen aan de beloften uit het bestuursakkoord en het collegeprogramma;
2. deze procedure bij iedere klacht, aanvraag of verzoek duidelijk te communiceren met de indiener; 3. een klanttevredenheidonderzoek in te richten en onderdeel te maken van deze procedures;
4. voor schrijnende gevallen een coulanceregeling te treffen en daar desnoods een waarborgfonds voor op te richten;
5. in het specifieke geval onze inwoner die 12 augustus jl. over een stoeptegel in de Kerkstraat is gestruikeld, alsnog met deze inwoner in gesprek te gaan en met deze inwoner een coulanceregeling of schikking te treffen.
Toen nam de voorzitter het woord. Hij stelde, dat de handelwijze van de gemeente in casu zeker beter had gekund, ja gemoeten, maar…
En er volgde een voortreffelijk betoog waarin hij stelde dat de gemeente niet alleen dienstbaar moet zijn, maar ook (en vooral) betrouwbaar en transparant. De gemeente moet consistent en voorspelbaar in haar handelen zijn.
Enfin, een overtuigende uiteenzetting. Bij stemming bleek, dat alleen GV de motie steunde, terwijl de rest van de raad die motie afwees. Mark d’n Irste is – zo blijkt op zulke momenten – een uitstekende voorzitter.