De mens is sterfelijk. Geboren worden en na verloop van langere of kortere tijd overlijden. Het eerste wat we erven is sterven. En daarna? Wat komt er na de dood? Of houdt het dan definitief op? We peinzen, we hopen, maar de meesten van ons hebben in feite geen idee. In Japan zeggen ze 井の中の蛙 大海を知らず, ofwel ino naka kawazu, taikai o shirazu (het rijmt dus het klopt): een kikker in zijn vijver heeft geen benul van de grote oceaan. We moesten het maar eens hebben over het hiernamaals.

door: Norbert de Vries

De aanleiding

Vorig jaar stuitte ik op de Tilburgse boekenmarkt ‘Boeken rond het paleis’ op een boekje met de titel ‘Ik besta uit koolstof’. Ik dacht: interessant. De titel deed me denken aan Jacob Moleschott (geboren in Den Bosch in 1822, overleden in Rome in 1893) en zijn befaamde adagium ‘Ohne Phosphor kein Gedanke’. Jemig, wat een kerel, die Jacob! Heel kort: arts, fysioloog, atheïst, materialist; herleidde alle werkelijkheid, ook emoties en geestelijke processen, tot materie. Zo was ‘de ziel’ niets meer dan het resultaat van natuurkundige processen in het brein. Jacob was behoorlijk Duits ‘angehaucht’: hij studeerde en doceerde in dat land, en heeft het bestaan om te schrijven dat Nederland er verstandig aan zou doen om zich aan te sluiten bij de Duitse Bond (dit zou hij later terugnemen). Hij kreeg met zijn extreme ideeën problemen met het bestuur van de universiteit van Heidelberg en hij vertrok naar Zwitserland en nadien naar Italië waar hij actief was in de politiek. Hij nam de Italiaanse nationaliteit aan en bracht het zelfs tot senator. In deze rol had hij een groot aandeel in de vormgeving van de Italiaanse wetgeving op het gebied van de volksgezondheid. Een belangrijk punt hierbinnen was het begrip ‘hygiëne’.

Een andere interessante Nederlander in de negentiende eeuw was de Hegeliaanse filosoof Gerard Bolland (Groningen 1854 - Leiden 1922). Ik lees momenteel zijn biografie, gekocht op de Tilburgse boekenmarkt van dit jaar. Wat een kerel ook, die Gerard! Moest niets hebben van de materialisten. Geen gedachte zonder fosfor? Die gedachte alleen al deed hem briesen van woede. Hij schreef over Moleschott: ‘De stofjesman vergrijpt zich aan de eenvoudigste aller waarheden: A=A, wanneer hij de stof in hare beweging plotseling bewustzijn, geest, laat worden.’

Enfin, al het bovenstaande is een terzijde.

Dat boek dus

Ik nam dat boek mee naar huis, en begon te lezen. De auteur was Joop Nabbe, woonachtig te Goirle. Ik zocht contact met hem, en dat kwam door omstandigheden pas onlangs tot stand. Joop is van 1942, 81 jaar dus, maar nog immer kwiek van beweging en levendig van blik. Als je zijn leeftijd zou moeten schatten, zou je hem makkelijk tien jaren minder kunnen geven. Geboren in Tilburg, aan het Transvaalplein. Hij heeft ooit een roman geschreven over de oorlogsjaren aan het Transvaalplein, een roman – ik noem het ‘een proeve van een streekroman’ - waarin zijn twaalf jaar oudere broer de hoofdrol speelde. ‘Het is nooit tot publicatie gekomen. Mijn boek ‘Ik besta uit koolstof’ heb ik, in een oplage van 500 exemplaren, in eigen beheer uitgebracht. Het is een uitvoerig essay over het goddelijke en het leven aan gene zijde. Het is te koop via Bol.com (en soortgelijke webwinkels) en bij de boekhandel.’

Rouwverwerking

De ondertitel van het boek luidt: een krachtige ondersteuning bij rouwverwerking. Joop en zijn vrouw hebben in 1969 een kind verloren. Hein overleed kort na zijn geboorte aan Hyaliene Membranen Pneumonie. ‘Daar ligt het’, had de hoofdzuster tegen de jonge vader gezegd. Een groot en diep verdriet vervulde hem. De beschrijving van deze geschiedenis eindigt aldus: ‘We zwegen met gebogen hoofden, beseffend dat het leven voor altijd van droefenis doortrokken bleef…’

Dit schrijnend verlies zette een zoektocht in gang, een zoektocht naar antwoorden, en naar troost. Intussen ging het leven natuurlijk verder. Joop was onderwijzer op een basisschool, studeerde Duits aan de Katholieke Leergangen van Tilburg, en werd docent Duits aan De Rooi Pannen.

Een zeer bijzondere ervaring

Joop raakte al van kindsbeen af aan mee hoe hij soms ’s nachts wakker werd van een soort geruis in zijn hoofd. Dat geruis zwol vaak aan tot een storm met hevige vlagen en ging gepaard met een volledige verlamming van armen en benen, terwijl hartslag en ademhaling gewoon verliepen. Na een paar minuten verdween dat verschijnsel weer. Hij besteedde er weinig aandacht aan, en sprak er nooit over. Het hoorde gewoon bij hem. In de vroege ochtend van 21 januari 1991 was het weer eens zo ver, maar deze keer veel heviger dan anders. Plots voelde hij de aanraking van drie paar handen. Het stopte, en ging weer verder. Joop zegt hierover: ‘De boodschap van de overzijde zoals ik die ervoer was: Je bent al je hele leven lang op zoek naar de geborgenheid, de absolute garantie voor eeuwig bemind te zijn. We zijn er. Jij komt ook eens bij ons. Wees gerust.’

Emanuel Swedenborg

Diezelfde week stond er in Prana (hij was geabonneerd op dit Nederlands tijdschrift over ‘spiritualiteit en de randgebieden der wetenschapen’, zoals de ondertitel luidde) een groot artikel over Swedenborg, een man die wetenschapper én mysticus was. Swedenborg beschreef in een van zijn werken een ervaring die sterk lijkt op die van Joop. Swedenborg werd Joops belangrijkste geestelijke gids op zijn verdere levenspad.

In het boek vindt de lezer veel informatie over Swedenborg (Stockholm 1688 – Londen 1772). Je leest over allerlei opvattingen over het leven aan de overzijde. Wat mij bijzonder frappeerde was hetgeen hij schreef over de hemel en de hel: na zijn dood kiest de mens zelf voor de hemel of de hel; beide bestaan uit ontelbare gezelschappen. Niks geen vuur of tandengeknars in de hel, maar staten van wijsheid en liefde. Ja, ook in de hel is het dus ‘gezellig’, en om de een of andere reden lijkt me dat voor mij persoonlijk een geruststellende gedachte.

Terug naar het boek

Het boek heeft een motto: het niet-bestaan bestaat niet, omdat alles bestaat. Heidegger? Das Nichts nichtet. Ik kan het zo gauw niet terugvinden. Parmenides? Het niets bestaat niet, het is ondenkbaar. Hegel misschien, of Hegel?

Het verhaal wordt verteld in de vorm van een gesprek tussen de ‘familiefilosoof’ Frederik (een soort Moleschott) en de auteur. Tal van ‘levensvrienden’ van de auteur komen langs: George Ritchie, Leslie Flint, Stefan von Jakovich, Hendrik Dunnewolt en natuurlijk Emanuel Swedenborg. We leren over hun wederwaardigheden en wat deze hen geleerd hebben.

Ik stel vast: een hoogst interessant boek!