Iets meer dan twee weken geleden was het Pinksteren. In het pinksterverhaal horen we dat de apostelen, doordat ze de heilige Geest ontvangen, ineens in allerlei talen worden verstaan door omstanders van verschillende afkomst. Al zeggen de namen van gebieden als Frygië en Pamfylië of volksnamen als de Meden en de Elamieten ons vandaag de dag niet veel meer, één ding wordt er duidelijk: het was een multiculturele samenleving daar in Jeruzalem in de 1e eeuw. En aan al die talen, al die volken, al die gebieden wordt de boodschap van God gericht. Er gebeurt iets nieuws: dat wat mensen van elkaar deed verschillen, zoals tot welk volk je behoorde, welke taal je sprak, welke kleur je had of welke sociale status je had, maakte niet meer automatisch een kloof. Verschillen hoefden niet meer verdeeldheid te betekenen, want er is iets dat verenigt en verbindt, dieper dan de verschillen. Jezus was opgestaan en dat was nieuws voor de hele wereld.

Tweeduizend jaar later heeft dat nieuws zich inmiddels over de hele wereld verspreid. Toch vinden wij mensen nog steeds redenen om verschillen te verheffen tot muren die ons scheiden van anderen. We vergeten vaak dat we veel meer op elkaar lijken dan dat we van elkaar verschillen. Natuurlijk zijn we verschillend! En gelukkig maar. Maar dat is ook onze uitnodiging om met elkaar het gesprek aan te gaan, om de ander te ontmoeten. Eind jaren ’80 zongen Elly en Rikkert “we hebben allemaal wat, we zijn allemaal raar, en toch zijn we broertjes en zusjes”. Misschien wat kinderlijk geformuleerd voor de volwassenen die we zijn, maar wel met een diepe waarheid. Er is iets dat ons allemaal verbindt, tot broers en zussen maakt, verschillend als we zijn; net als toen met Pinksteren.

We spreken wel eens over leven in je eigen bubbel: de mensen met wie je omgaat lijken op jou, misschien niet fysiek, maar dan toch in mening of politieke voorkeur of een andere eigenschap. Maar een bubbel, een zeepbel, is vluchtig. Die is niet bedoeld om definitief de binnenkant af te sluiten van de buitenkant. Wanneer je twee zeepbellen bij elkaar laat komen, smelten ze samen tot één grotere. Als wij vanuit onze eigen bubbels op zoek gaan naar de ander om die te zien als mijn broer of zus en te ontdekken wat de ander beweegt en bezighoudt, dan kunnen de bubbels samensmelten of, beter nog, kunnen we bubbelloos samen verder. Niet meer als bubbels, maar als familie.

Martijn Derks