Op zaterdag 8 april werd in de kapel van het Jan van Besouwhuis een boek ten doop gehouden. De dopeling: ‘Op de huid van de heide’. Doopheffers: Nienke Beintema, Theunis Piersma, Thom Geurts en Rob Buiter. Muzikale begeleiding: Sietse Hoogeboom. Mark de Doper: de burgemeester. Kerkvolk: 241 van liefde voor de natuur vervulde mannen en vrouwen (als ik goed geteld heb).
door: Norbert de Vries
Alles is overal
Volle bak in de kapel, en de gemuurschilderde God de Vader blikt tevreden neerwaarts. Er moeten zelfs stoelen worden bijgezet. Stil, het begint.
Nienke is ceremoniemeesteres. Zij zingt het eerste couplet van de lofzang die de sprekers van vanmiddag, ieder op z’n beurt, zullen aanvullen. Nienke prijst het hart en het oog van de auteur en stelt een interessante vraag: kan Piet J. van den Hout ons al een nieuw boek in het vooruitzicht stellen, en zo ja, waarover dan wel? Piet ligt geen tipje op, neen, heel genereus en resoluut trekt hij de sluier weg en antwoordt: ‘Het volgende boek zal over de gaaien gaan’. (vroeger zeiden we: Vlaamsche gaai, maar dat mag niet meer)
Dan krijgt Theunis, de leermeester, het woord. Hij voert de toehoorders naar De Richel, een zandplaat in de Waddenzee, iets ten oosten van Vlieland. De Richel is een belangrijk broedgebied voor tal van vogels en daarom doen veel biologen er veldonderzoek. Theunis herinnert zich hoe hij er eens met een groepje onderzoekers getuige van was hoe een kleine valk (falco columbarius, ofwel het smelleken) een lijster greep. Opwinding in de groep. Maar alleen Piet J. van den Hout had beter gekeken, want hij zag hoe het smelleken op zijn beurt achtervolgd werd door een slechtvalk en, zowaar!, een … (ach, hier kan ik mijn aantekeningen niet meer ontcijferen, excuus). Maar wat in dit voorbeeld van belang is: Piet had in één oogopslag de gehele context van dit voorval doorschouwd. Hij legde de juiste verbanden, en had meteen ‘het verhaal’ bij de kladden. Theunis: ‘Dat is een gave!’ En hij betoogt verder: wetenschap en kunst liggen dicht bij elkaar. Misschien kun je zelfs zeggen: wetenschap en kunst zijn uit hetzelfde laken een pak. Het gaat om het openstaan voor het wonder, het onverwachte, en er op een gestructureerde manier over reflecteren en er vervolgens vorm aan geven. Hij sluit zijn beschouwing af met een verwijzing naar de Baas Beckinghypothese: alles is overal, maar het milieu selecteert. Ik weet niet precies waarom, maar dat vind ik een troostrijke gedachte.
De pijp van Pablo Casals
Dan is het de beurt aan Sietse Hoogeboom die als volgt begint: ‘Dames en Heren, U moet niet denken dat ik dit leuk vind.’ Kijk, dát is een binnenkomer! Hij verwijst meteen naar Nescio en naar Piet J. die ook eerste zinnen schreven die je verrast deden opveren. Sietse, buurman van Piet, speelt cello, en wie cello speelt is een bewonderaar van Pablo Casals. Pablo ontdekte in 1890 in een tweedehands muziekwinkeltje in Barcelona de zes suites die Johann Sebastian Bach in de periode 1717-1723 voor cello schreef. De autograaf was na zijn dood verloren gegaan, maar gelukkig bestonden er drie kopieën en Casals vond er als eerste een. Hij heeft er eerst twaalf jaren op gestudeerd vooraleer hij zich waagde aan een uitvoering ervan.
Pablo Casals, wat een man! Hij rookte pijp, ook wel eens als hij speelde. Ik vond een aantal foto’s waarop we de cellist al spelende pijp zien roken. (Ik vond er ook een waarop hij een sigaar rookt tijdens het pianospel.) Ach, ik denk met weemoed terug aan Keek op de Week en de heer E. Oosting: ‘Heeft u wel eens een kind met een pijp gezien? Nee hè? Want dan zou het nog leven. Sigaretten roken is 88 keer zo ongezond als pijp roken.’ De pijp schoot tijdens zijn spreken voortdurend van mondhoek naar mondhoek. Pijpacrobatiek van de bovenste plank!
Autotrofe organismen
Je steekt tijdens zo’n boekpresentatie vaak heel wat op. Dat alles overal is, bijvoorbeeld. De geschiedenis van die zes suites van Bach. De wetenschap dat Bach een circulaire componist was: veelvuldig hergebruik van bepaalde motieven, herhaling van delen binnen het muziekstuk. Of je leert nieuwe ‘moeilijke woorden’. ‘Autotroof’ bijvoorbeeld.
Mark van Stappershoef ontving het zogeheten ‘eerste exemplaar’ van het boek, en hield een boeiende toespraak waarin hij de vraag opwierp: hoe kan het dat één en dezelfde persoon zowel vol kan gaan voor gortdroge juridische haarkloverij als voor wat er leeft, groeit en bloeit. Hij zag wel overeenkomsten tussen beide vakgebieden. Ten eerste: beide werken met systemen die berusten op samenhang en sterke onderlinge afhankelijkheid. Die systemen zijn kwetsbaar. Ten tweede: door het menselijk handelen kunnen deze systemen worden verstoord, maar ook weer hersteld. Ten derde: het gebruik van bijzondere taal, ofwel jargon. Uit zijn studietijd herinnerde Mark zich deze zin uit zijn biologieboek: ‘Autotrofe organismen zijn de producenten van het ecosysteem. Planten zijn foto-autotroof, door fotosynthese en bacteriën chemo-autotroof’. Hij voegde eraan toe: ‘Geen idee wat het betekent, maar ik heb die zin altijd onthouden.’ Hij stelde de toekomstige lezer – u dus! – meteen gerust: het gedoopte boek bevat geen onvertogen woord, en ook zo goed als geen jargon; het leest kortom als een trein.
Cirkels
Dan is het woord aan Thom Geurts, theoloog. Die begon over heidense cirkels. Ook interessant. Theologen kunnen wonderlijke dingen zeggen. Ik hoorde een podcast waarin Thom vertelt over het lege blaadje in de succesagenda van zijn vader: 5 september 1956. De geboortedag van Thom. Het is treurig: toen Thom net één jaar oud was, overleed zijn vader. Hij heeft zijn vader dus nooit gekend: een leegte. Voor hem zijn leegte en zin ongeveer gelijk. ‘De leegte hoort bij me, het is een onderdeel van wie ik ben.’ Luister zelf maar eens hoe hij de leegte omarmt.
Enfin, Thom sprak over zijn bezoeken aan de Regte Heide in het gezelschap van Piet. Hij zag drie cirkels en die begonnen voor mijn ogen te draaien. Sorry, ik werd duizelig en vergat te luisteren.
Samenvattend: een heerlijk boek dat u moet lezen. Op de huid van de heide. Een bijzondere middag. Aangenaam en leerzaam.