Ik ga in Tilburg op bezoek bij Piet J. van den Hout. Piet is bioloog en hij is in Goirle een goede bekende. Elke maand is hij immers te gast bij Goolse Kringen om te vertellen over de natuur, de vogels, en alles wat leeft en groeit en ons altijd weer boeit. Veel Goirlenaren volgen ook met bewondering zijn blogs (met prachtige foto’s!) op zijn website pietvandenhout.com waarin deze freelance schrijver en spreker verslag doet van zijn diverse projecten. Een van die projecten heeft geleid tot het boek dat ik hierbij graag in uw aandacht aanbeveel, en dat aanstaande zaterdag in het cc Jan van Besouw zal worden gepresenteerd: ‘Op de huid van de heide’.
door: Norbert de Vries
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Gewapend met het gedicht ‘De Dapperstaat’ van J.C. Bloem bel ik aan. Ik ben aan het juiste adres. Dat zie ik meer nog aan het vogelhuisje dat aan de gevel hangt dan aan het huisnummer. Hier woont een vogelvriend in hart en nieren!
Piet vertelt over hoe hij een jaar lang voor dag en dauw naar de Regte Heide fietste en ergens stil ging zitten om te luisteren en te kijken. Met open oor en oog, geduldig, alert. En inderdaad, ik mag dan ietwat schamper de beginregels van De Dapperstraat citeren:
Natuur is voor tevredenen en legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen
Allemaal tot je dienst, en spijtig, en tot schrijnend verdriet stemmend zelfs, maar lees dan ook de daarop volgende regels
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat
Dat geldt woord voor woord evenzeer voor de natuur, voor de dieren en planten op de Regte Heide. En Piet beschrijft die wonderen en hij doet dat in een aangename, vloeiende stijl die de lezer meevoert.
Van jurist naar bioloog
Piet van den Hout (1961) groeide op in Dubbeldam, een wijk aan het zuidpuntje van Dordrecht. Samen met zijn jongere broer struinde hij vaak door de uitgestrekte rietvelden en het wilgenstruweel, langs de lanen met knotwilgen van de paradijselijke Biesbosch. Maar de mensch kan niet eeuwig wonen in het paradijs; hij moet werken en zijn brood in het zweet zijns aanschijns eten. Dus: studeren en een baan vinden. Piet studeerde rechten in Leiden. Hij promoveerde in 1993 in Tilburg op het proefschrift: ‘Oplichting: knooppunt van valsheid en bedrog.’ Hij ging werken op een advocatenkantoor, gespecialiseerd in fiscaal strafrecht. Piet: “Toen ik aan die baan begon, wist ik: het wordt erop of eronder. Ofwel ik vind het een fantastische job, òf ik vind het een sof. Ik voelde al gauw dat het die tweede kant op ging. Ik zat daar op dat kantoor met een berg dossiers op mijn bureau, en ik keek uit het raam en zag de vogeltrek. Die vogels hebben me naar buiten gelokt! Het roer ging radicaal om: ik nam ontslag, en ging biologie studeren, aanvankelijk in Utrecht, later in Groningen want dáár moest je zijn voor de dierecologie.” Hij noemt met respect en erkentelijkheid de naam van Theunis Piersma. “Die zal zaterdag trouwens bij de presentatie van zijn boek aanwezig zijn.”
Wetenschap en betovering
Piet studeerde in 2001 cum laude af, en deed daarna promotieonderzoek naar de relatie tussen steltlopers en roofvogels, inzonderheid valken. Dat leidde tot de dissertatie ‘Struggle for Safety; adaptive responses of wintering waders to their avian predators’ (2010). Na zijn promotie-onderzoek, voornamelijk in Afrika, deed hij onderzoek in de Waddenzee. Terwijl hij in Afrika veel veldwerk deed, richtte zijn onderzoek in de Waddenzee zich vooral op het zoeken naar patronen in door anderen verzamelde data, op basis van hypothesen. Hij begon het contact met het veld wat te verliezen en wilde met een bredere, meer onbevangen, blik naar de natuur kijken, zich laten betoveren, net als in zijn jeugd in de Biesbosch, de – om de woorden van Bloem te gebruiken – ontdekking van verborgen wonderen die je opeens gewaar wordt.
Andermaal wendt Piet de steven. Hij zegt de ‘harde wetenschap’ vaarwel, en ruilt zijn enigszins nomadische bestaan in voor een meer sedentair leven. Dit biedt hem de kans om, net als in zijn jeugd, een innige relatie aan te gaan met een bepaald natuurgebied. Geen data, geen hypothese, nee, gewoon naar de Regte Heide, de seizoenen tegen dat vaste decor voorbij zien glijden en het gebied tot op de huid leren kennen en ervaren.
Hij besluit een natuurdagboek te schrijven: ‘Op de huid van de heide’.
Natuur en milieu
We bespreken de problemen van tegenwoordig. Stikstof bijvoorbeeld. Zal de mensheid de teloorgang van de natuur nog kunnen keren? We hebben er allebei een hard hoofd in. “De milieuproblematiek is in de kern van de zaak een mentaliteitsprobleem. Er is een fundamentele kanteling nodig. We komen er niet met een splitsing tussen natuur en cultuur via beperkte, geïsoleerde natuurgebieden binnen een urbane, geïndustrialiseerde, vervuilde wereld. Het hele systeem moet anders. Herstel van de natuur is nog wel degelijk mogelijk als we gunstige randvoorwaarden scheppen. Circulaire, kleinschalige landbouw hoort daar bijvoorbeeld bij. We moeten ons bezinnen op de vraag hoe we ons dienen te verhouden tot de natuur.”
Het boek dan
De Regte Heide is, van bovenaf gezien, niet eens een krant maar slechts een postzegeltje. Trekvogels vliegen erover en zien de hei en de Lei: hé, een gebied om uit te rusten, om te foerageren, om enige tijd te verblijven. Zoveel van dit soort gebieden zijn er niet in een dichtbevolkt land als Nederland.
De enorme verscheidenheid aan vogels vond ik als lezer zeer opmerkelijk in het boek. Als ik eens een enkele keer over de hei loop, zie ik zelden iets van die verscheidenheid. “Dat komt vooral omdat je er midden op de dag rondloopt. Je kunt beter ’s morgens heel vroeg, of tegen de avond aanwezig zijn, en dan moet je ook nog eens heel stil en oplettend zijn.” (Piet klaagt nog even over al die menselijke druktemakers. Vooral de mountainbikers zijn hem een doorn in het oog.)
Het boek is niet enkel interessant voor inwoners van Goirle en Riel, voor wie de Regte Heide hun ‘achtertuin’ is, maar voor élke natuurliefhebber, of wie dat worden wil. Het is buitengewoon rijk aan informatie over de flora en fauna van een heidegebied. Piet heeft oog voor zelfs de kleinste en geringste schepselen; ik wijs de lezer graag op de zandbij – ho, het kan nóg kleiner! – en op het zandbijwaaiertje (pagina 40), een parasiet die zich in het lichaam van de zandbij nestelt.
Enfin, het is een fascinerend boek. U weet wat u te doen staat!
Het einde van mijn bezoek nadert, maar eerst nog een heerlijk college over de koekoek, en de struisvogel, en natuurlijke selectie, en het toeval in de evolutie, en de gaai (voorheen Vlaamse gaai).